De afdeling kreeg weer een nieuwe manager, de zoveelste… Ze zaten niet te wachten op een training. Logisch. Elke nieuwe manager heeft weer nieuwe ideeën over wat er nodig is. Neuzen dezelfde kant op, verleden loslaten, samenwerking verbeteren, eigenaarschap vergroten, proactief meewerken aan verbeteringen en meer gebruik maken van elkaars kwaliteiten.
We waren met 5 trainers, en omdat het mijn klant was, nam ik de groep waar de meeste weerstand zat. Ken je dat, dat je dan nog snel even naar de wc gaat en 2 deelnemers hoort praten: “moeten we weer zo’n dag doen, nou, ik zie het nut er niet van in, er verandert toch nooit wat. Ik ga echt niet het achterste van mijn tong laten zien.” En dan echt tevoorschijn moeten komen, omdat het tijd is, en dat moment van ongemak verdragen als de 2 dames bij jou in de groep zitten.
Ik besluit om me niet te bewapenen. Ik snap het namelijk wel, de weestand rond een nieuw traject, tijd investeren terwijl het druk is en dan geen fiducie hebben in het resultaat. Daarnaast was deelname verplicht: ook altijd een dilemma. Dus ik dacht: ik zie wel. Ik ga gewoon eerst een rondje doen, de thermometer erin.’ Dat kan risicovol zijn, want je wilt ook niet dat zo’n rondje zoveel oproept aan frustratie en negativiteit, dat de paar mensen die er nog redelijk neutraal of positief inzitten ook afhaken. Maar het viel erg mee. De groep was open, uitte wel frustratie over de drukte en de reorganisaties en de steeds weer wisselende visies, en ze waren wat gereserveerd als het ging om dingen delen, vanuit vorige trainingen, waar dat niet zo handig begeleid was, maar op zich hadden ze er wel zin in. Een aantal hadden zelfs een leerdoel. Maar 1 man viel me op. Hij zei niets, keek naar de grond, zat met zijn armen over elkaar. Hij zag eruit als een hele grote Viking, hij zal 2 meter zijn geweest, lang, beetje vettig haar, onverzorgd, fors gebouwd. Rond de 60 jaar. Toen het zijn beurt was in het rondje noemde hij zijn naam, zei dat hij 41 jaar in dienst was en zei:” ik doe niet mee.” Ik was even stil. ‘Okay,’ zei ik. ‘Dan wordt het wel een lange dag, want je weet dat deze dag niet vrijblijvend is.’ ‘Ja, dat weet ik, ik blijf ook, dat vind ik niet erg, maar ik doe niet mee.’ Okay. Ik keek hem aan, maar hij sloeg zijn ogen weer neer, zijn armen nog steeds over elkaar. Er was even een ongemakkelijke stilte in de ruimte, maar ik dacht: eigen keuze. Ik ga wel mijn ding doen. Dus zo begonnen we aan de dag.
Het was leuk, de groep werd enthousiast, deed mee, bloeide op door het contact en de uitwisselingen in kleine groepjes. Maar hij zat daar, op die stoel, roerloos, met zijn armen over elkaar, en keek naar de grond.
Alles in mij wilde iets doen. Hem helpen, met hem praten, hem betrekken, maar ik herkende mijn patroon. Laat hem. Laat hem gewoon.
In de pauze ging hij alleen weg. Ik had met hem te doen, want de rest leek wel amicaal te zijn met elkaar. Iemand kwam naar mij toe en zei: “hij is onmogelijk. Hij is alcoholist, trekt zich van niemand iets aan, doet het hoogstnodige maar dat ook vaak niet, en we weten niet wat we met hem aan moeten.” Ik was geraakt. Ik voelde compassie, ik voelde zijn verdriet, eenzaamheid, boosheid, opgesloten zitten en ik voelde mijn eigen machteloosheid. Hij kwam een kwartier te laat, met een enorme pegel, liep naar zijn stoel en nam dezelfde houding aan.
De hele dag ging zo. Ik vond het niet makkelijk, maar ik kon hem alleen maar laten. Met compassie. Om 16.00 was het tijd voor een afsluiting. Ik deed “the hot seat.” Iedereen krijgt van alle teamleden een compliment. Het is een prachtige oefening, vooral omdat we dit gewoon te weinig doen; elkaar echt zien en waarderen.
Er waren 2 mensen geweest en plotseling zei de man: “mag ik meedoen?” Ik was verrast. “Natuurlijk,” zei ik. En wat er het volgende halve uur gebeurde, zal ik mijn hele leven niet vergeten. Ik heb nog nooit, maar dan ook nooit, iemand zulke prachtige, diepe, echte, gemeende en specifieke complimenten horen geven als hij. Ik was verbijsterd. Hij zat rechtop, keek iedereen aan, zijn ogen glansden en hij sprak al zijn collega’s met warmte en liefde toe en uitte zijn waardering, zijn dankbaarheid en zijn bewondering. Toen was hij als laatste aan de beurt om te ontvangen. Ik vroeg: “wil je ook ontvangen?” Hij keek me aan en zei verlegen: “ja, hoor…” Gelukkig konden zijn collega’s voldoende kwaliteiten benoemen en voorbeelden van dingen die hem bijzonder maakten, refererend aan de de lange tijd dat hij in dienst was, en hij was zichtbaar geraakt. Ik ook.
Toen was het klaar. Ik wilde afsluiten, maar voordat ik dat kon doen, stond hij op, en ging voor me staan. Ik stond op en keek hem aan, omhoog dan wel, omdat hij zo groot was. Hij pakte me vast en plotseling barstte hij in snikken uit en zijn hele grote lijf begon onbedaarlijk te schudden. Dank je wel, zei hij steeds weer, dank je wel. Je bent de eerste die mij gewoon accepteert zoals ik ben. Die mij ziet. En laat. En niet oordeelt. Dank je wel…
Ik moest ook huilen. Nu weer, nu ik dit schrijf. Zijn hele verhaal kwam eruit, voor de groep, zijn pijn, zijn frustratie, hoe hij zijn best had gedaan. Het was hartverscheurend. En tegelijk was hij prachtig. In zijn moed om dit te delen, in zijn kwetsbaarheid. Geen slachtoffergedrag, gewoon een mens. Na mij liep hij naar zijn collega’s toe die ook opstonden en zo omhelsde hij al zijn collega’s. De groep is zeker nog een half uur blijven napraten.
Dit soort dingen kun je niet in scène zetten. Ze gebeuren. Als we ons overgeven aan het moment en alles laten zijn wat er is, wordt de magie van het leven en de schoonheid van ons mens zijn plotseling zichtbaar.
Leave a Reply
Jouw email is veilig bij ons